3  Tijd

Mensen ervaren de voortdurende stroom van tijd. Ze worden geboren, groeien op, verouderen en sterven uiteindelijk. Hun tijd is beperkt. Dit vereist dat ze economisch moeten handelen met deze tijd, vergelijkbaar met hoe ze omgaan met andere beperkte middelen. Het economisch handelen met tijd, ook bekend als economiseren, is opmerkelijk omdat de volgorde van tijd uniek en onherroepelijk is.

— Ludwig von Mises (Mises 1998)

Het ultieme middel

Menselijke handelingen vinden plaats door tijd heen. Alle economische beslissingen vinden plaats op een moment in de tijd, en voor productie is tijd nodig. Omdat de mens sterfelijk is, is zijn tijd op de aarde beperkt, en deze beperking maakt het tot een economisch goed en geeft het waarde. De onomkeerbare aard van de tijd maakt het een uniek economisch goed. Je kunt de tijd die je aan iets besteedt niet terugkopen of je tijd oneindig blijven vergroten, zoals dat met andere goederen wel zou kunnen. Mises en de Oostenrijkse economen schreven welsprekend over het belang van het begrijpen van de tijdsdimensie van menselijk handelen en de unieke aard van tijd als economisch goed. Dit hoofdstuk zal ook voortbouwen op het werk van econoom Julian Simon om te beargumenteren dat menselijke tijd het ultieme middel is en dat economische schaarste een gevolg is van de schaarste van menselijke tijd. Het bezuinigen van tijd is de ultieme economiserende handeling, waaruit alle economische beslissingen voortvloeien. Als mensen meer tijd hebben, kunnen ze van elk economisch goed meer maken. 1 Er zijn geen bindende fysieke beperkingen op de productie van economische goederen, en met de inzet van meer menselijke tijd en inspanning kan de productie van elk goed oneindig worden vergroot. De schaarste van tijd dwingt ons om keuzes te maken tussen verschillende economische goederen, wat de oorzaak is van hun schaarste.

Wanneer een kind in deze wereld wordt geboren, begint zijn tijd daarin. Die tijd is onzeker. Het kan maar een uur zijn, maar het kan ook een hele eeuw duren. Niemand weet hoelang hij of zij zal leven, maar iedereen beseft al snel dat het onmogelijk is om eeuwig te leven en dat zijn tijd alleen maar zal afnemen tot hij helemaal op is. Met dat besef, en gedurende het steeds volwassener worden, gaan mensen spaarzamer met tijd om.

In tegenstelling tot de relatieve en voortdurend afnemende schaarste van materiële voorwerpen, neemt de absolute schaarste van de menselijke tijd alleen maar toe. Dit is intuïtief waar voor individuen, aangezien groei en veroudering de mens doet beseffen dat zijn tijd op de aarde alleen maar beperkter wordt, waardoor het meer waarde krijgt. Het kan ook gezien worden in de marktprijs die in de loop van de tijd voor menselijke arbeid betaald wordt. Naarmate mensen meer tijd besteden aan werken en productie, vergroten ze de overvloed aan materiële voorwerpen, waardoor ze in de loop van de tijd in waarde dalen, gemeten in menselijke arbeid. In zijn boek The Ultimate Resource stelt Simon dat menselijke tijd, of menselijke arbeid, het ultieme productiemiddel is omdat het gebruikt kan worden om alle economische goederen en productiemiddelen te maken. (Simon 1996a) Het besteden van tijd aan een productieproces zou leiden tot een toename in het aanbod van de productie, waardoor Simon stelt dat het gebruik van de term ‘resource’ (middel) om materiële goederen te beschrijven een verkeerde benaming is, omdat materiële middelen de producten zijn van het inzetten van het ultieme middel, dus menselijke tijd, om materialen die praktisch oneindig overvloedig zijn om te zetten in bruikbare economische goederen. De term ‘middelen’ suggereert een vaste voorraad die mensen aanspreken als ze consumeren, maar in werkelijkheid moeten middelen eerst geproduceerd worden voordat ze geconsumeerd worden, en hun productie wordt niet beperkt door hun fysieke overvloed op onze enorme planeet, maar door de hoeveelheid tijd die mensen besteden aan de productie ervan, en hun opportuniteitskosten gemeten in andere goederen. Grondstoffen, metalen en brandstoffen worden ons niet als manna uit de hemel gegeven; ze zijn het complexe resultaat van geavanceerde productieprocessen om ze te produceren en in te zetten om aan menselijke behoeften te voldoen.

Simons opvatting van menselijke tijd als het ultieme productiemiddel verduidelijkt de aard van economische schaarste. Terwijl economen over het algemeen de schaarste van materiële goederen als uitgangspunt namen voor economische analyse, zou het nauwkeuriger zijn om schaarste te begrijpen als een functie van de eindigheid van menselijke tijd. Hoewel materiële goederen technisch gezien op aarde schaars zijn, liggen hun absolute hoeveelheden binnen de planeet ver buiten ons vermogen om ze te gebruiken. De hoeveelheid grondstoffen is daarom niet wat ze schaars maakt. Wat ze voor ons schaars maakt, is de tijd die nodig is om ze te produceren, aangezien die voor ons beperkt en begrensd is in een zeer levendige betekenis.

Opportuniteitskosten

De schaarste van tijd is de reden waarom mensen niet alleen moeten nadenken over de directe monetaire kosten van een activiteit, maar ook over de opportuniteitskosten ervan: de kosten van een activiteit bestaande uit de niet gerealiseerde waarde van een andere activiteit die iemand had kunnen kiezen. Het feit dat onze tijd schaars is, betekent dat we niet alles tegelijk kunnen doen. We moeten kiezen. Zelfs als fysieke middelen geen beperking zouden zijn, is de tijd die nodig is om activiteiten uit te voeren altijd een beperkende factor, en mensen moeten elke keer als ze aan een activiteit deelnemen rekening houden met de alternatieven die ze er voor opgeven.

De onvermijdelijkheid van de dood en de eindigheid van tijd, en dus de schaarste ervan, maken een constante afweging van opportuniteitskosten noodzakelijk, en daaruit komt al het economisch denken en handelen van de mens voort. Alle menselijke handelingen verbruiken tijd en gaan daarom ten koste van niet gekozen handelingen. Als we schaarste in het algemeen begrijpen als een gevolg van de schaarste van tijd, begrijpen we ook de opportuniteitskosten en waarom de economische manier van denken altijd de kosten van het niet gekozen alternatief moet omvatten. Omdat menselijke tijd schaars is, is hij waardevol voor mensen. Er is dus altijd een alternatief waardevol tijdsgebruik beschikbaar voor een individu, waarmee rekening gehouden moet worden.

Materiële overvloed

De meest gebruikelijke maatstaf om de overvloed aan grondstoffen te bespreken is de bewezen reserve, die verwijst naar de hoeveelheden van een grondstof waarvan definitief bekend is dat ze op bepaalde locaties voorkomen en die met de huidige technologie en prijzen gewonnen kunnen worden. (Simon 1996b)

Volgens deze maatstaf is de voorraad voor elk bekende natuurlijke hulpbron op de lange termijn toegenomen. Naarmate we meer van een grondstof verbruiken, wordt deze ingezet voor meer doeleinden, en dat creëert meer vraag ernaar, waardoor er meer naar gezocht wordt en de reserves dus toenemen. Simon illustreert hoe de bewezen reserves tussen 1950 en 1990 zijn toegenomen voor een aantal belangrijke industriële metalen. De wereldbevolking bedroeg in 1950 ongeveer 2,5 miljard mensen, en was in 1990 gegroeid tot ongeveer 5,32 miljard mensen. (Hannah Ritchie en Esteban Ortiz-Ospina en Lucas Rodés-Guirao 2013) Gemeten in dollars van 2011, werd het wereldwijde bbp in 1950 geschat op $9.250 miljard, en in 1990 op $47.040 miljard. (Roser 2013) Dus in een periode van veertig jaar waarin de menselijke bevolking met een factor 2,13 groeide en waarin de menselijke productie vervijfvoudigde, groeiden de bewezen reserves van de meeste metalen met hogere snelheden dan de bevolkingsgroei, in plaats van uitgeput te raken. De bewezen reserves van lood groeiden met een factor 3, zink met 4,21; koper met 5,66; ijzererts met 8,27; olie met 13,1; fosfaat met 14 en bauxiet met 16,6. (Simon 1996c)

Het is duidelijk dat de bewezen reserves geen redelijke maatstaf zijn voor de totale hoeveelheid grondstoffen op aarde, maar eerder een maatstaf voor de hoeveelheid moeite die we doen om grondstoffen te zoeken en te exploreren. Bewezen reserves zijn een maatstaf voor de hoeveelheid grondstoffen die we zoeken met de huidige technologieën tegen de huidige prijzen. Naarmate we van deze middelen gebruikmaken en onze levensstandaard stijgt, ontwikkelen we betere technieken om te graven, en delven we in meer gebieden, waardoor deze bewezen reserves groeien. Bewezen reserves zijn slechts het topje van de reusachtige, deels verborgen ijsberg van de totale voorraad grondstoffen van de aarde, die we nooit met enige nauwkeurigheid kunnen schatten. De aarde is enorm groot en de exacte samenstelling ervan is zeer moeilijk vast te stellen vanaf het oppervlak. De hele aarde opgraven om een sluitende inventarisatie te maken is een zinloze en onmogelijk dure klus die niemand ooit serieus zou kunnen overwegen.

Het helpt om een idee te krijgen van de omvang van de aarde om Simons bewering te volgen. De oppervlakte van de aarde is 510,1 miljoen km², en de totale oppervlakte die tussen 2000 en 2017 voor mijnbouw werd gebruikt, werd geschat op 57.277 km², oftewel 0,011% van de oppervlakte van de planeet. (Maus e.a. 2020) Als de aarde de grootte van een voetbalveld had (105 m × 68 m, oftewel 7140 m²), zou de oppervlakte van alle mijnen ter wereld 0,785 m² zijn, ongeveer de grootte van een klein bureau (een bureau van 122 cm × 61 cm heeft een oppervlakte van 0,744 m²).

De diameter van de aarde bedraagt 12.742 kilometer, terwijl de diepste mijn ter wereld, de Mponeng goudmijn nabij Johannesburg, slechts tussen 3,16 km en 3,84 km diep is, wat neerkomt op slechts 0,024% tot 0,03% van de aarddiameter. Ter illustratie: als de aarde een bal zou zijn met een diameter van 1 meter, dan zou het diepste gat dat we ooit in de aardkorst hebben geboord slechts 0,027 cm diep zijn, minder dan de dikte van drie boekpagina’s. Het merendeel van het aardoppervlak is onberoerd gebleven in de zoektocht naar grondstoffen, en op de paar plekken waar we wel hebben gegraven, hebben we letterlijk nauwelijks meer dan een krasje gemaakt. De grondstoffen die de mensheid in duizenden jaren heeft verbruikt en geëxploiteerd, vormen slechts een fractie van de overvloed die beschikbaar is binnen de verwaarloosbare 0,027% van de aarddiameter.

De meeste mijnen zijn rond de 300 meter diep. Laten we bij het volgende punt uitgaan van een zeer royale gemiddelde diepte van een mijn van 1 km. Dit zou betekenen dat het totale volume aan mijnen in de periode tussen 2000 en 2017 zo’n 57.277 km3 was. Het volume van de aarde is 1.083.206.916.845,80 km³ (ongeveer een triljoen kubieke kilometer). Het volume van alle mijnen op aarde is dus 0,00000529% van het volume van de aarde. Met andere woorden, de aarde is 18.911.725,8 keer zo groot als alle mijnen die erop liggen en waaruit we al onze grondstoffen hebben gehaald. Ter vergelijking, als het volume van de aarde dat van een olympisch zwembad was, dan zouden alle mijnen ter wereld ruwweg de grootte van een half glas hebben. 2

Als alle grondstoffen die mensen verbruiken afkomstig zijn uit het equivalent van een half glas van het olympische zwembad dat de aarde is, dan wordt het duidelijk waarom het zorgen maken over de totale hoeveelheid grondstoffen zo misplaatst is. Als acht miljard mensen kunnen leven van het equivalent van een half glas uit een olympisch zwembad, dan is het duidelijk dat de totale hoeveelheid water in het zwembad irrelevant is voor het menselijk leven en alle economische overwegingen. De wereldbevolking zou moeten verdubbelen om uit een olympisch zwembad de waarde van één glas te moeten produceren. Zelfs met een enorme groei van de wereldbevolking zullen we nauwelijks een krasje op het oppervlak van onze enorme, overvloedige planeet maken. Zelfs de meest conservatieve schattingen komen tot de conclusie dat de totale overvloed in de aardkorst van een bepaalde natuurlijk voorkomende grondstof vele ontelbare veelvouden is van de totale hoeveelheid die mensen ervan consumeren en die hoeveelheid vormt geen relevante limiet of bindende beperking voor ons consumptieniveau. Het is heel waarschijnlijk dat de totale overvloed in de aardkorst van een bepaald metaal gelijk is aan miljoenen jaren menselijke consumptie. Zelfs als de huidige, verondersteld niet-duurzame, consumptietrends duizenden jaren zouden aanhouden, zouden we niet in staat zijn om de volledige inhoud van de aarde aan een bepaald metaal op te maken. De hoeveelheid van elk metaal die we in een bepaald jaar kunnen produceren, wordt beperkt door de tijd en middelen die we eraan besteden en door de hoeveelheid andere goederen en diensten die we bereid zijn op te offeren voor de productie ervan.

Afgezien van het feit dat ze als illustratie in dit economieboek worden gebruikt, zijn deze geaggregeerde metingen van de grondstoffen op aarde volledig zinloze en irrelevante meetgegevens die geen rol spelen in de economische beslissingen die waar dan ook door wie dan ook worden genomen. Er zijn geen economische beslissingen die betrekking hebben op de totale voorraad metaal op de aarde, en alle individuele economische beslissingen met betrekking tot een middel worden marginaal gemaakt, gebaseerd op de volgende marginale eenheid land die geëxploiteerd moet worden, de marginale kosten van het winnen van de volgende eenheid, en de marginale opbrengst die verwacht wordt van de verkoop ervan. Op geen enkel moment kan een individu of entiteit een economische beslissing nemen die betrekking heeft op de totale geaggregeerde voorraad van een materiaal op aarde. Economische berekeningen worden voortdurend in de marge gemaakt en hebben alleen betrekking op schaarse grondstoffen die opportuniteitskosten met zich meebrengen. Mineralen in de aardkorst zijn niet schaars en bieden geen nut voor mensen. Om er daarentegen bruikbare materialen van te maken, moeten er echte beslissingen genomen worden over de toewijzing van marginale eenheden van schaarse grondstoffen aan de exploratie-, opgravings-, extractie-, raffinage- en productieprocessen.

Een nuttige analogie hierbij is om de grondstoffen van de aarde te zien als stenen, en onze consumptie van grondstoffen als het gebruik van stenen om huizen te bouwen. Geen enkele economische beslissing hoeft rekening te houden met de totale hoeveelheid stenen op aarde; economische beslissingen hebben alleen betrekking op de toepassing van schaarse middelen, arbeid, kapitaal en land, op het proces van het delven en toepassen van stenen. Het zou krankzinnig zijn voor een huizenbouwer om zich bezig te houden met de beschikbaarheid van stenen in de natuur, als al onze huizen een oneindig klein deel van de stenen op aarde nodig hebben voor de bouw ervan. Voor de huizenbouwer is de enige economisch urgente kwestie of hij toegang heeft tot de menselijke arbeid en het door mensen geproduceerde kapitaal dat nodig is om die stenen in huizen te transformeren.

Waar we echt waarde aan hechten zijn niet de grondstoffen, maar economische goederen die van grondstoffen gemaakt zijn. Daar is tijd voor nodig, en dat is wat schaars is. Dat is de schaarste waaruit alle andere schaarste voortkomt. De ruwe materie bestaat overal om ons heen, maar de tijd om er economische goederen van te maken is schaars. Mensen zijn geen passieve ontvangers van manna dat op kan raken. Mensen zijn de producenten van al deze middelen, en wanneer de vraag naar deze materialen toeneemt, is het handelen van de mensen die ze produceren en de prikkels waarmee ze te maken krijgen, de belangrijkste bepalende factor voor hun schaarste. Naarmate de vraag naar een natuurlijke hulpbron toeneemt, worden ze gestimuleerd om er meer van te produceren en meer in de productie ervan te investeren. Naarmate de productiviteit toeneemt, zijn we in staat om grotere hoeveelheden van het aanbod van het goed te verkrijgen per hoeveelheid tijd die in de productie ervan wordt geïnvesteerd, wat betekent dat de reële prijs van het goed, gemeten in menselijke arbeid, zal blijven dalen. Dit feit wordt bevestigd door tientallen jaren van gegevens over de grondstoffenmarkt.

Hoewel grondstofprijzen kunnen stijgen in nationale valuta en dat meestal ook doen, is dat het gevolg van de devaluatie van nationale valuta. Gemeten aan de loonkosten, of de prijs van menselijke tijd, dalen de prijzen van alle grondstoffen op de lange termijn, zelfs als de consumptie gestaag toeneemt. In een wereld met hard geld, zoals onder de goudstandaard, zou het volkomen normaal zijn om te verwachten dat de prijzen van alle grondstoffen in de loop van de tijd consequent dalen, met slechts af en toe een tijdelijke stijging door scherpe, plotselinge stijgingen van de vraag en de verstoringen van de productie. Goud, of wat er ook als geld wordt gebruikt, zou altijd het goed zijn waarvan het aanbod het langzaamst toeneemt, waardoor de eigenaars ervan er voor altijd meer van alle andere goederen kunnen krijgen, waarvan het aanbod sneller toeneemt.

Economen Gale Pooley en Marian Tupy hebben ter ere van Julian Simon een economische index gemaakt die de prijzen van 50 basisproducten meet in ‘loon’. Zij ontdekten dat de tijd die nodig is om een mandje van 50 basisproducten te verdienen in de periode tussen 1980 en 2020 met 75,2% is gedaald, wat betekent dat een uur werk in 2020 4,03 keer zoveel van de 50 basisproducten kan kopen als in 1980, wat een jaarlijkse groei van 3,55% en een verdubbeling van de overvloed aan basisproducten elke 20 jaar betekent. (Pooley en Tupy 2021) Hoewel de menselijke bevolking in deze 40 jaar met 75,8% is toegenomen, decennia die de grootste bevolkingsgroei en de hoogste consumptie en levensstandaard in de geschiedenis kenden, zijn de prijzen van 50 basisproducten met driekwart gedaald, gemeten in arbeidstijd die nodig is om ze te kopen. Deze gegevens kunnen alleen begrepen worden in de context van een oneindig grote aarde waarvan de fysieke grenzen niet in de buurt van onze greep liggen, een greep die beperkt wordt door de schaarste van onze tijd en de opportuniteitskosten die gepaard gaan met het verhogen van de productie van een bepaalde natuurlijke hulpbron.

De enige schaarste, zoals Julian Simon op een briljante manier heeft aangetoond, is de tijd die mensen hebben om deze goederen te produceren, en daarom blijven de lonen wereldwijd stijgen, waardoor producten en materialen voortdurend goedkoper worden als we ze meten in menselijke arbeid. De enige ‘grondstof’ waarvan de prijs in de loop van de geschiedenis bijna voortdurend is gestegen, is menselijke tijd, zoals we zien als we naar lonen kijken. Naarmate we meer inventieve manieren blijven vinden om de productie van fysieke hulpmiddelen te verhogen, blijft hun reële prijs, in menselijke tijd dalen, terwijl de waarde van menselijke tijd blijft stijgen. Alleen met dit raamwerk kan men begrijpen waarom de mensheid nog nooit zonder grondstoffen is komen te zitten, zelfs niet na vele millennia van exploitatie van de aarde en de niet aflatende voorspellingen van naderend onheil door uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Niet alleen is geen enkele grondstof uitgeput geraakt, maar in feite blijven de reële prijzen dalen, blijft de jaarlijkse productie van vrijwel alle grondstoffen elk jaar stijgen, en zijn de bewezen reserves van elke grondstof in de loop van de tijd alleen maar toegenomen terwijl onze consumptie is gestegen, zoals hierboven in de gegevens van Simon wordt vermeld. Als grondstoffen als eindig moeten worden beschouwd, dan zouden de bestaande voorraden in de loop van de tijd afnemen naarmate we meer consumeren. Maar zelfs als we altijd meer verbruiken, blijven de prijzen dalen, en de technologische verbeteringen voor het vinden en opgraven van grondstoffen stellen ons in staat om meer ongebruikte voorraden te vinden.

Olie, het onmisbare smeermiddel van moderne economieën, is het beste voorbeeld omdat er vrij betrouwbare statistieken voor zijn. Zoals Figuur 3.4 laat zien, blijven het olieverbruik en de olieproductie van jaar tot jaar stijgen, terwijl de bewezen reserves nog sneller toenemen. Volgens gegevens van BP’s Statistical Review of World Energy lag de jaarlijkse olieproductie in 2015 46% hoger dan in 1980, terwijl het verbruik 55% hoger lag. De oliereserves daarentegen zijn met 148% toegenomen, ongeveer het drievoudige van de toename in productie en verbruik.

3

Vergelijkbare statistieken kunnen worden opgesteld voor grondstoffen die in verschillende hoeveelheden voorkomen in de aardkorst. De zeldzaamheid van een grondstof bepaalt de relatieve kosten om deze uit de aarde te halen. Meer voorkomende metalen, zoals ijzer en koper, zijn gemakkelijk te vinden en daardoor relatief goedkoop. Zeldzamere metalen, zoals zilver en goud, zijn duurder. De limiet op hoeveel we van elk van deze metalen kunnen produceren blijft echter de opportuniteitskosten van hun productie vergeleken met elkaar, in subjectieve menselijke waardering, en niet hun absolute hoeveelheid. Er is hiervoor geen beter bewijs dan het feit dat goud, één van de (al dan niet) zeldzaamste metalen in de aardkorst, al duizenden jaren wordt gedolven en nog steeds in steeds grotere hoeveelheden wordt gedolven naarmate de technologie voortschrijdt.

4

Als er andere metalen zijn die zeldzamer zijn dan goud, dan zijn die allemaal recent ontdekt en hebben we niet zoveel tijd besteed aan het vinden van hun reserves en het aanleggen van hun voorraden als bij goud. Maar naar goud wordt al duizenden jaren gezocht en het wordt al duizenden jaren gedolven, en de jaarlijkse productie ervan stijgt elk jaar, dus het heeft geen zin om in praktische zin te spreken van een natuurlijk element dat beperkt is in zijn hoeveelheid. Schaarste is alleen relatief ten opzichte van materiële hulpmiddelen, waarbij de verschillen in de delvingskosten de schaarste bepalen.

Simons weddenschap

Nadat de Amerikaanse president Richard Nixon in 1971 de inwisselbaarheid van de Amerikaanse dollar in goud opschortte, begonnen alle prijzen onverbiddelijk te stijgen, een trend die tot op de dag van vandaag aanhoudt. Voor mensen die in de jaren ’70 gewend waren aan relatief stabiele prijzen onder de goudstandaard, leken deze prijsstijgingen een teken van een economische apocalyps, omdat ze de indruk wekten dat al onze kostbare grondstoffen uitgeput raakten. Terwijl de wereld werd meegesleurd in de hysterie over de uitputting van grondstoffen en overbevolking, was Simon niet tevreden met alleen maar schrijven om de hysterie tegen te gaan. Hij probeerde de leegheid van de hysterici bloot te leggen door Paul Ehrlich, een van de meest vooraanstaande hysterici van de twintigste eeuw, uit te dagen voor een publieke weddenschap over de kwestie.

Ehrlich had een groot aantal hysterische tirades gepubliceerd die het niet waard zijn om in de bibliografie van dit boek opgenomen te worden, waaronder de voorspelling dat verschillende essentiële hulpbronnen voor de mensheid uitgeput zouden raken als gevolg van overbevolking, en voegde daar typisch misantropische tirades over eugenetica en gedwongen sterilisatie en andere maatregelen om de menselijke bevolking te verminderen aan toe. Simon daagde Ehrlich uit om grondstoffen te noemen waarvan hij zeker wist dat ze op zouden raken of veel schaarser zouden worden over een periode langer dan een jaar, en Simon zou met hem om $1.000 wedden dat elk van deze grondstoffen aan het einde van de periode reëel gezien daadwerkelijk goedkoper zou zijn.

De weddenschap moet voor Ehrlich als een zekere overwinning hebben geleken, zo vast stond hij achter zijn voorspellingen over de aanstaande schaarste van kritieke grondstoffen. Ehrlich koos 5 metalen uit en stelde een periode van 10 jaar, van 1980 tot 1990, vast om de prijsontwikkeling te volgen. Aan het eind van deze periode waren al deze metalen, in reële termen, goedkoper dan aan het begin. Dertig jaar later zijn de prijzen van deze metalen nog verder gedaald, terwijl hun jaarlijkse productie voortdurend toeneemt.

De reden dat de prijs van al deze metalen daalde, is dat hun schaarste relatief is, niet absoluut. Ze zijn schaars voor ons omdat de tijd en middelen die nodig zijn om ze te produceren, moeten worden onttrokken aan de productie van andere grondstoffen. Simon begreep dat naarmate de menselijke bevolking toenam en de vraag naar deze metalen steeg, er meer middelen aan de productie van deze metalen besteed zou worden, de hoeveelheden zouden toenemen en de prijzen zouden dalen. De stijging van de vraag zorgt voor een stijging van de prijzen, waardoor de producenten van deze metalen meer winst maken, meer geld hebben om te investeren en meer investeringen kunnen aantrekken. Deze investeringen gaan naar het opsporen, winnen, raffineren en distribueren van de metalen, wat allemaal leidt tot een stijging van de productiviteit, de productie per eenheid input. Zoals meer in detail besproken zal worden in Hoofdstuk 4, maken grotere kapitaalinvesteringen het mogelijk om complexere en langere productiemethoden te gebruiken die een hogere productiviteit per werknemer opleveren.

Als geoloog baseerde Ehrlich zijn visie op schaarste op de verhouding tussen de consumptie en de reserves van metalen, zonder de invloed van menselijk handelen op deze balans mee te wegen. In feite mat Ehrlich de bewezen reserves af tegen de jaarlijkse consumptie en berekende hoe lang de mensheid met deze reserves zou doen. Simon, als econoom, begreep de dynamiek achter de productie van deze metalen, zelfs zonder diepgaande kennis van de geologie. Door economie te zien als de studie van menselijk handelen, zoals besproken in het eerste hoofdstuk, erkende Simon dat de schaarste van metalen uiteindelijk afhing van de tijd die mensen bereid waren erin te investeren. Dit was op zijn beurt weer afhankelijk van de stimulans om deze grondstoffen te winnen, en niet zozeer van geologische beperkingen. Wanneer de vraag naar een metaal stijgt, is er niet slechts een beperkte hoeveelheid die op kan raken. Er zijn altijd nieuwe gebieden om te ontginnen en diepere mijnen om te graven.

Tijdsvoorkeur

Vanwege de eindigheid en onzekerheid van menselijke tijd kan niemand met zekerheid weten hoe lang hij zal leven of wanneer hij zal overlijden. Dit creëert in de mens een tijdsvoorkeur, een universele voorkeur voor vroegere boven latere voldoening van behoeften. Mensen consumeren of hebben een goed altijd liever vandaag dan in de toekomst, omdat overleven nooit zeker is. Tijdsvoorkeur is altijd een positieve waarde, wat betekent dat het nut van vandaag altijd de voorkeur heeft boven hetzelfde nut van morgen. Mensen hebben hun middelen liever eerder dan later tot hun beschikking omdat ze bij duurzame goederen waarschijnlijk langer plezier zullen hebben van de diensten die deze bieden, naarmate ze deze eerder ontvangen.

Hoewel tijdsvoorkeur altijd positief is, varieert de waarde ervan afhankelijk van de mate waarin mensen toekomstig nut negeren ten opzichte van huidig nut. Een relatief lage tijdsvoorkeur duidt op een lage mate van het negeren van toekomstig nut, wat duidt op een relatief grotere bezorgdheid over de toekomst. Een hogere tijdsvoorkeur duidt op een hogere mate van negeren van toekomstig nut, een relatief lagere bezorgdheid over de toekomst en een sterke gerichtheid op het heden.

Tijd economiseren

Zoals hierboven besproken is economische schaarste uiteindelijk de schaarste van menselijke tijd. We kunnen dan ook begrijpen dat het hele menselijke economisch handelen draait om het economiseren van tijd. Dat wil zeggen, we proberen de hoeveelheid en subjectieve waarde van onze tijd op aarde te vergroten. Dat tijd schaars is, betekent dat mensen voortdurend proberen om er zuiniger mee om te gaan en het te besteden op manieren die hen de meeste voldoening geven of die het meest waardevol zijn. Omdat de toekomst onzeker is en tijdsvoorkeur universeel positief is, proberen mensen voortdurend de waarde van hun huidige tijd te maximaliseren.

Vrije tijd is de term die wordt gebruikt om de tijd aan te duiden die mensen besteden aan dingen die ze leuk vinden omwille van zichzelf, dingen die hen onmiddellijk plezier opleveren, in tegenstelling tot dingen die ze doen in ruil voor een toekomstige beloning of voldoening. Vrije tijd is wat economen goede tijden noemen. Iedereen heeft het graag naar zijn zin. Het leven is eindig en mensen willen het natuurlijk liever besteden aan dingen die ze leuk vinden dan aan dingen die ze niet leuk vinden. Tijdsvoorkeur zal met andere woorden altijd positief zijn.

Iedereen zou het liefst zijn hele leven in vrije tijd doorbrengen. Maar omdat we geen eeuwige wezens zijn die in de Hof van Eden leven, zal te veel vrije tijd onvermijdelijk een vroege dood door honger of de krachten van de natuur betekenen. We kunnen ook niet eindeloos van onze vrije tijd genieten, want we zijn altijd in staat om manieren te bedenken waarop we de kwaliteit en kwantiteit van onze tijd op de aarde kunnen verbeteren. Het is niet alleen de waarde van het ‘nu’ die mensen proberen te optimaliseren. We willen ook de hoeveelheid tijd die we op de aarde hebben maximaliseren; met andere woorden, proberen lang te leven en niet vroeg te sterven. We willen ook de waarde van onze toekomstige tijd maximaliseren. Ons verstand stelt ons in staat om manieren te bedenken waarop we kunnen handelen om onze overlevingskansen te vergroten en om voor onze toekomst te zorgen. Menselijk verstand stelt ons in staat om ons een betere toekomst voor te stellen, om ervoor te werken, en om huidig genot ervoor op te offeren. Menselijk verstand stelt ons ook in staat om ons de gevolgen voor te stellen als we er niet in slagen om voor de toekomst te zorgen, en om deze met andere handelingen te vergelijken. Mensen kunnen hun hele leven spenderen aan enkel het heden te beleven, maar zullen uiteindelijk in een zeer onzeker heden belanden omdat ze niet voor de toekomst hebben gezorgd. Hoe meer waarde een individu aan de toekomst hecht en hoe meer hij werkt en ervoor zorgt, hoe groter de kans dat hij in de toekomst zal overleven.

Uiteindelijk is dé economische vraag hoe we huidig nut afwegen tegen langer overleven en toekomstig nut. De belangrijkste ruil die een individu maakt is een ruil met zijn toekomstige zelf. De meest fundamentele ruil houdt in dat we onmiddellijk genot opgeven in ruil voor werk dat zorgt voor onze toekomst. Terwijl iemand geniet van het heden, heeft hij basisbehoeften zoals voedsel en onderdak. Echter, voedsel moet worden gejaagd, verbouwd of verkregen, en onderdak moet worden gebouwd of verkregen. Dit vereist het opofferen van huidig genot voor werk.

De mens zijn rede doet hem inzien dat hij voor zijn toekomstige zelf kan zorgen en zijn overlevingskansen kan vergroten. Hij begrijpt dat arbeid, hoewel het op het moment zelf onaangenaam is en de kosten met zich meebrengt om plezier te moeten missen, hem in staat zal stellen om in de toekomst de vruchten ervan te plukken. Het verstand en het verlangen om lang en goed te leven, spannen samen om de tijdsvoorkeur van de mens te verlagen. Ze roepen hem niet alleen op om zijn vrije tijd op te geven voor het ongerief van werk, maar ook om voor zijn toekomst te zorgen door huidige consumptie uit te stellen, voor de toekomst te sparen en duurzame goederen en productief kapitaal te vergaren.

Het is dit proces van het verlagen van de tijdsvoorkeur, toekomstgerichtheid en voorzorgsmaatregelen dat het beschavingsproces in gang zet. Of, zoals Hans-Hermann Hoppe het formuleerde: ‘Zodra het laag genoeg is om überhaupt te sparen en kapitaal of duurzame consumptiegoederen voort te brengen, wordt een tendens naar een daling van de tijdsvoorkeur in gang gezet, die gepaard gaat met een ’beschavingsproces.’’ (Hoppe 2001)

Naarmate mensen de vruchten plukken van voorzieningen voor de toekomst en een lage tijdsvoorkeur, zullen ze er vaker voor kiezen. Werk en kapitaalaccumulatie leiden tot een hogere productiviteit, waardoor de waarde van de tijd van een individu toeneemt. Hoe meer mensen in staat zijn om voor hun toekomst te zorgen, hoe minder onzeker die toekomst wordt, wat op zijn beurt weer aanzet tot verdere zorg voor de toekomst, sparen, kapitaalopbouw en een waarschijnlijke toename in de hoeveelheid en de waarde van de tijd die een individu op de aarde doorbrengt.

Economisch handelen

Uit de economie en economische keuzes te stappen is onmogelijk, behalve door de dood. Je houdt misschien niet van specifieke instellingen zoals privé-eigendom of arbeid, maar als je ervoor kiest om er niet aan mee te doen, sluit je jezelf uit van grotere, productievere kringen van economische activiteit. Als je leeft en ernaar streeft om in leven te blijven, ben je genoodzaakt om te proberen te overleven door middel van handelingen om je leven te optimaliseren, ook wel economisch handelen genoemd. Iedereen doet elke dag van zijn leven aan economiseren zonder daarvoor economie te hoeven studeren. Maar het leren over economie kan de geest helpen om bewust het belang te begrijpen van de handelingen waarmee hij zich bezighoudt, en hoe daaruit complexe structuren en instellingen ontstaan. Hoewel het niet essentieel is om economie te studeren om te kunnen economiseren, een natuurlijk onderdeel van ons redeneren, is het wel cruciaal voor het koesteren en in stand houden van een uitgebreide marktordening waarbinnen mensen vrij kunnen economiseren en in welvaart met elkaar kunnen samenwerken. Individuen kunnen markttransacties uitvoeren, maar het risico bestaat dat ze het belang hiervan uit het oog verliezen, wat kan leiden tot politieke structuren die dergelijk economisch handelen ondermijnen, met desastreuze gevolgen.

De volgende negen hoofdstukken van het boek zullen zich elk richten op belangrijke hulpmiddelen die wij mensen bewust en spontaan hebben ontwikkeld om de hoeveelheid en waarde van onze tijd te vergroten. Deze lijst is niet bedoeld als compleet of definitief en deze categorieën bevatten aanzienlijk praktische overlappingen, maar dit boek zal zich toch richten op het afzonderlijk toelichten van elk van deze concepten. Ze staan hieronder vermeld, samen met hun hoofdstuknummers:

  1. Arbeid
  2. Eigendom
  3. Kapitaal
  4. Technologie
  5. Energie
  6. Handel
  7. Geld
  8. De Marktorde
  9. Kapitalisme

Deze hulpmiddelen zijn in wezen de middelen waarmee wij mensen onze tijd besparen. De ultieme afweging waar we allemaal mee te maken hebben, is dat we onze tijd kunnen besteden aan vrije tijd, door te genieten van dingen die we leuk vinden, of dat we onze tijd kunnen besteden aan economische activiteiten, met als doel de duur en waarde van onze tijd te vergroten. Al deze economische middelen hebben één ding gemeen: ze zijn vreedzaam en iedereen die erbij betrokken is, is dit uit eigen vrije wil. Hoofdstuk 16 bespreekt niet-vreedzame manieren van menselijke interactie, en Hoofdstuk 17 bespreekt hoe mensen zich tegen deze middelen verdedigen.


  1. Zoals later zal worden besproken is bitcoin de enige uitzondering.↩︎

  2. Een olympisch zwembad heeft een volume van 2.500.000 liter. 0,00000528% daarvan is 0,132 liter. Een kopje is 0,25 liter.↩︎

  3. BP Statistical Review of World Energy↩︎

  4. Bron: U.S. Geological Survey.↩︎